Blogsy blogging hulpmiddel voor iPad

1 Reactie

Bloggen op de iPad valt nogal tegen, zoals ook Jan Klerk al schreef.
De ‘gewone’ WordPress app is nogal matig: daar moet je in html in editten en dat is, zeker live, niet te doen. Fred suggereerde Blogsy, dus die ga ik maar een eens proberen.
Deze blogpost is met Blogsy geschreven.De app is sinds april in prijs gestegen van 2,29 naar 3,99 euro.
Maar voor de goede zaak moet je wat over hebben.

In het begin denk je dat er niets gebeurt, omdat je geen toetsenbordje krijgt, maar je moet dus in de ‘bewerk’ mode (de donkere kant) tikken. Dan veeg je naar de lichte kant om te zien hoe het eruit ziet en om links te maken. Als je eenmaal weet hoe t werkt gaat t prima.
Hinderlijk is dat de hulp info in video’s is: ik ben echt van de tekst en niet van de filmpjes, maar dan heb je gelukkig op internet sites met uitleg. Deze van Macstrories bijv. Corrigeren gaat niet altijd gemakkelijk: die r die tenonrechte in de stories is beland krijg je er niet zo gemakkelijk uit. Maar de autoaanvuller/corrector doet t wel. Dat is een voor en een nadeel 😉 .

Maar zo kun je dus wel blog postjes maken, zelfs live denk ik ….

Mijn weblog is wie ik ben op het net

7 Reacties

Wowter vroeg: ‘wat kan ik over jouw blog vertellen?‘ Ha, een reflectie op de reflectie, dat kunnen we ons niet laten ontgaan!

Onder het adagium: ‘probeer alles…’ ben ik aanwezig op LinkedIn, Plaxo, Facebook, Hyves, Bibliotheek 2.0, ik Twitter en Tumblr, heb een Delicious account en heb mijn foto’s op Flickr gezet en mijn muziek op Blip.fm, (en ben gestopt met Second life) maar mijn weblog vertegenwoordigt eigenlijk mijn complete digitale aanwezigheid. En die is redelijk serieus zonder al te veel franje (vind ikzelf).

‘Waarom bloggen we, wie bereiken we er mee, lukt het om een community te bouwen, wat zijn je mooiste posts, of je populairste, hoe vaak kijk je naar je statistieken?’

Er zijn allerlei regels over hoe je zou moeten bloggen, maar daar heb ik (en de meeste bloggers)  maling aan: mijn weblog is mijn persoonlijke aanwezigheid op het net en mag ook als zodanig gezien worden. Ik blog voornamelijk over het vak en wat ik in verband daarmee tegen kom, en een paar alledaagse zaken als de koffie of de autospiegel, net hoe mijn pet staat, heerlijk 😉 , maar niet over andere hobby’s of personen (meestal) .

Waarom?
Reflectie is de belangrijkste reden denk ik. Eigenlijk blog je voor jezelf, om dingen op een rijtje te zetten voor ze echt in de vergetelheid geraken, om voortschrijdende inzichten weer te geven, verslag van allerlei aard vast te leggen: een soort openbaar huiswerk maken. ZBdigitaal heeft een aardige notitie, onderstaand mijn persoonlijke invulling:

  • Door te bloggen tijdens een conferentie bijvoorbeeld, let je meer dan normaal op, en je zoekt en passant ook zaken op die verband ermee houden. De gewone aantekeningen die ik vroeger wel maakte tijdens cursussen en lezingen en zo, werkte ik eigenlijk nooit meer uit en die kon ik later niet meer lezen, of ik begreep ze niet meer. En omdat ik nu life blog en zo snel mogelijk publiceer, moet ik het taalkundig wel fatsoeneren. Op deze manier verdiep je het effect van zo’n congres of cursus. Het is wel vermoeiend, maar wat geeft dat?
  • De databases en technieken die je gebruikt hebben eigenaardigheden en voor- en nadelen. Het kan ook voor de collega’s handig zijn om dat eens in de openbaarheid te brengen. De leveranciers lezen dat eveneens en dat verhoogt wel de kans dat ze er iets aan doen. Ook al laat je dan soms je eigen tekortkomingen zien: so what? (Alleen wie nooit wat doet maakt geen fouten)
  • Twitter informatie is (in de meeste gevallen gelukkig) vluchtig en ik gebruik Twitter, naast de persoonlijke opmerkingen, vooral om te attenderen op interessante websites, posts en dergelijke. Ook als reminder voor mezelf. De werkgerelateerde vis ik eruit en zet ze per maand grofweg op onderwerp in een post: zo kan ik ze later weer terugvinden. (Bovendien verwijdert Twitter soms hele stukken archief en geven ze niet altijd de complete links door. Ik heb wel een  Delicious account, maar dat is gekoppeld aan onze bibliotheekwebsite en bedoeld voor gebruikers informatie, en het werken met twee accounts is onhandig.)


Terugvindvaarheid is dus ook een reden … Voordeel van een weblog is dat er een zoekmachine bij zit zodat je later op elk woord dat je erin hebt gezet kunt zoeken. En als rechtgeaard bibliothecaris kun je het lekker indelen in categorieën en er tags aan toevoegen: dat vergroot de vindbaarheid ervan.

Enige Zendingsdrang is me niet vreemd. Ik ga er maar vanuit dat als ik iets niet weet er meer mensen zijn die dat ook niet weten: dus kan het voor iedereen handig zijn om het eens op te schrijven (grijns).
Nadat ik uit de medische bibliotheek was weggegaan miste ik de Biomeditaties redactie-sessies erg. Je leert zelf het meeste door aan een ander te vertellen hoe iets werkt, en ik kon er lekker korte opmerkingen  over websites en zo in kwijt 😉 .
O.a. omdat ik vond dat een gedrukte nieuwsbrief achterhaald is, was ik aanvankelijk begonnen met bloggen voor de BMI op Biomedbiblog, maar daar ik niet meer in die wereld zit, ben ik met mijn bijdragen daaraan gestopt en voor mezelf begonnen.

Verder: nieuwsgierigheid: uitproberen hoe iets werkt, afreageren van frustratie (al moet je daar voorzichtig mee zijn) , en least-of-all: als iemand vraagt hoe dit of dat was, kun je ze een linkje sturen 😉 .

Wie lezen het?
Dat was het voordeel van Biomedbiblog: daar had je een gericht publiek: de biomedische vakgenoten. De wereld daarbuiten is veel minder uniform 🙂 .
Wie lezen mijn stukjes?
Voornamelijk collega’s en andere bibliobloggers denk ik: er zijn zo’n 30 abonnees op mijn feed bij Bloglines en 30 bij Google reader, hoeveel NetVibes lezers ik heb weet ik niet.  Per dag zijn er minimaal 40 / 50 pageviews via zoekmachines of iemand anders’ weblog, en dat kan afhankelijk van ’t onderwerp fors oplopen. Als Edwin of Wowter naar je blogje verwijzen schiet de statistiek ook omhoog  (hehehe).
Mijn feed is opgenomen in verzamelfeeds van Bibliotheek2.0 en de Nl.biblioblogs wiki (zie hier). Lastig te zeggen dus hoeveel het echt gelezen wordt.
Ongetwijfeld is er een community opgebouwd, kijk maar naar Ning, Twitter en de Wiki.

Welke post?
Volstrekt onvoorspelbaar is het aantal keren dat een post zal worden gelezen. Een  poosje geleden was ik nogal in de weer met het omzetten van Hotmail naar Gmail: dat is mijn meest gelezen post en hij heeft eigenlijk niet eens zoveel met mijn werk te maken. Het verslag van het NVB congres wel: dat is zo’n 700 keer aangeklikt. Ooit heb ik een klein stukje over een wandeling geschreven en die duikt steeds weer op: 300 keer bekeken en er staat niets in.

Statistiek
Ik beken, ik ben een frequente statistiek-kijker: als-ie oploopt glim ik, neem t wel met een korreltje zout, maar vind het heel amusant.
Mijn topper dit jaar was april met meer dan 1900 pageviews. Dat was de CIL2008 tijd: toen werd er veel naar gezocht en op links doorgeklikt.
Zoals je in de rechterkolom van mijn weblog onderaan kunt zien is er bijna 20.000 keer geklikt op een link, en dat is afgezien van de mensen die het in de reader lezen dus. Edwin zegt dat de pageview dood is, maar het is het enige waar ik iets uit op kan maken, want Feedburner werkt bij mij nog steeds niet.
De zoekacties die mensen gedaan hebben (in Google bijvoorbeeld) en waarop ze doorgeklikt hebben naar een post kun je zien: dat levert echt verbazingwekkende informatie op. Ik ben ooit van plan geweest dat eens bij te houden en erover te bloggen, maar dat heb ik laten versloffen. De meeste mensen, althans die op mijn weblog terecht komen, zoeken helemaal niet met maar een enkel woord, en heel regelmatig kom ik voorbeelden tegen van mensen die (een deel van) de termen tussen quootjes zetten.

Bottom line
Samengevat: het is hardstikke leuk om te doen en je leert er veel van.

Cil2008: Bloggen op de conferentie

2 Reacties

Tijdens de CIL waren er meer dan 40 geregistreerde bloggers, maar de halve zaal zat vol met laptoppende bibliothecarissen: ook in lobby, in de lunchruimte, bij de trap, op de grond, op de bank, aan de bar, later buiten op een bankje, overal. Ze hadden het tijdens de lezingen keurig geregeld: vooraan elke zaal een rij tafels voor de bloggers en stopcontacten voor de opladers.

Voor de toegang hadden ze 10 licenties genomen, dat was echt te weinig want het systeem was vaak overbelast (er waren wel bijna 2000 deelnemers!). Vooral in zaal E/F (vanwege de bouw denk ik) ging tijdens drie sessies de wifi helemaal down toen de deur dicht ging en dat was buitengewoon ergerlijk.
Het naastgelegen Courtyard Marriott heeft vrije wifi op de kamers en in het hotel (en dat strekte zich ook uit tot de lobby van het Hyatt, tot redding van velen, whee!) . Dat je voor $200 geen wifi op je kamer hebt kan eigenlijk niet meer tegenwoordig, en om 17.00 ging het daar keihard uit. Maar zoals gezegd: over Courtyard Marriott heb ik geen klagen.

Ik had de presentaties zoals het hoort voorbereid en voor een deel al klaar staan met naam + link naar de weblog ed van de spreker, maar toch is het live bloggen erg vermoeiend. Je bent erg gefocust op wat er gezegd wordt en kan on-the-fly hoofd- en bijzaken niet zo snel scheiden, dus komt er wel erg veel detail in. Op zich niet erg, maar het worden wel lange lappen tekst. Als je niet oplet ben je de draad ook snel kwijt, want je moet het ook van de ene in de andere taal overzetten.

Het bevalt mij buitengewoon goed om dat zo te doen: ik ben er om wat op te steken, en zo dwing je jezelf om goed op te letten. En ik leer het gemakkelijkste al noterende: vroeger schreef ik van alles op, maar dan kon ik het later niet meer lezen, had geen zin om het uit te werken, of begreep niet meer wat ik met iets bedoelde. Nu publiceer ik het zo snel mogelijk: dan moet ik daarna wel aan de gang om het taalkundig wat te fatsoeneren 😉 . Daarmee reflecteer je ook weer op wat je gedaan en gehoord hebt, en heeft het geheel meer impact.
En door te linken naar van alles bekijk je dat ook weer, en je bouwt zo een eigen verzameling documentatie op. Bloggen doe je voor jezelf, maar evengoed hoop je natuurlijk wel dat een ander er ook wat aan heeft 🙂 .

Daar zit ik dan, goed op te letten: