Deze blogpost is blijven liggen in 2009. Eigenlijk toch wel leuk, vandaar dat ik hem alsnog -bijna ongewijzigd- post.
Kan het zelf nauwelijks geloven, maar het was in november 2009 dertig jaar geleden dat ik mijn eerste serieuze baan kreeg. Marianne bereikte die mijlpaal het jaar daarvoor, en veel van haar observaties kan ik ondersteunen.
Opleiding
Na de middelbare school deed ik een beroepskeuze test en daar kwam o.a. bibliothecaris-documentalist uit, maar dat leek me reuze saai, dus ging ik maar fysiotherapie studeren. Tijdens de stages zag ik wel dat dat echt niets voor me was, dus daarna naar de Frederik Muller Academie (FMA) en dat was een makkie. Zeker die eerste twee jaar stelde weinig voor, jammer genoeg, want ik was juist inhoudelijk erg in t vak geïnteresseerd. Het meeste heb ik geleerd tijdens de stages: in de OBA en de medische bibliotheek van de VU.
Mijn geld verdiende ik toen als zaterdaghulp en invalkracht voor de filialen van de openbare bibliotheek Amsterdam. Dat heb ik daarna nog zo’n jaartje gedaan: flierefluiten, rondrijden op de Harley en tussendoor wat werken in de OB. (Hoezo truttig imago 😉 ).
Daarna nog een jaar BD met als specialisatie de technische-, medische- en natuurwetenschappen. (Voor praktijklessen met de Harley naar de HTS in Haarlem, die liepen uit als ik aan kwam tuffen …).
Dat jaar was een stuk interessanter en inhoudelijker, maar helaas stopten ze dat jaar zo vol dat we overal te weinig tijd voor kregen.
De OB was niets voor mij, de medische bibliotheek wel, maar in de universitaire wereld mocht je destijds als HBOer hooguit titelbeschrijven, en om nou daar de hele dag mee bezig te zijn ….
Dus zo begon ik 1 november 1979 in het Slotervaartziekenhuis, voor halve dagen als collega van een oudere dame, maar met een hele bibliotheek zelf verder in te richten.
Een zucht van verlichting ging op toen ik daar aan de gang ging met het maken van aanwinstenlijsten als een soort nieuwsbrief, een tijdschriftenlijst en attenderingen door rondsturen van fotokopietjes inhoudsopgaven van tijdschriften en een circulatie van de ‘Current contents‘ opzette: die boekjes met inhoudsopgaven van ISI.
Catalogus
De catalogus wilde ik ook op titelwoorden toegankelijk hebben, maar dat betekende heel veel kaartjes maken (met de ‘minigraph’, een stencilmachientje) die vervolgens ingevoegd moesten worden: wat een rotwerk. Maar je kon bijna overal op zoeken, dat wel.
Literatuur searches
Literatuursearches deden we via de Index Medicus: een wand vol dikke pillen hadden we in de leeszaal, en elke maand kreeg je een nieuwe pil met artikelen erbij. Voor een aantal artsen hield ik hun onderwerpen bij en stuurde ze een lijstje met voor hen interessante titels toe. De Science citation index was voor een ziekenhuis te duur, dat hadden ze alleen in de UB.
Online literatuurzoeken deden we nog maar weinig: dat was duur en omslachtig, en de resultaten waren maar heel matig. Je deed dat door een formulier in te vullen en aan de KNAW op te sturen: dan kreeg je een week later een uitdraai van DIMDI. Per post.
Ik had een tv geregeld en via een terminal kon je een korte periode begin jaren ’80 door middel van Viditel zelf zoekacties in DIMDI doen, niet zo duur, en al wel wat beter, maar alleen via de command line, niet echt gebruiksvriendelijk.
De CD-roms kwamen halverwege 80er jaren op de markt: als eerste CSA, later andere merken. Daarmee kon je de een aantal jaren Medline aanschaffen en konden de artsen zelf zoeken! Groot succes.
En daarmee ook de start van de vele cursusjes ‘zoeken in de Medline’: wekelijks voor de co’s en de arts-assistenten ( ik heb zo’n cursusje zelfs nog wel eens voor aankomende collega’s op de GO gegeven).
Het internet ontwikkelde zich: eerst Gopher, waar je een lijst kreeg met alle Nederlandse adressen waaruit je kon kiezen kreeg (meest universiteiten), daarna het WWW. De toegang tot de publieke Medline via PubMed duurde nog even, maar de medische wereld was er relatief snel bij.
IBL
Veel IBL hadden we te verwerken, het SZ was altijd al een ziekenhuis dat veel onderzoek deed: formuliertjes schrijven / tikken en opsturen aan diverse bibliotheken en dan kreeg je na een week of 3/4 een fotokopie per post terug. Het duurde een hele poos voor je dat online kon doen: nu krijg je een geplaatste IBL aanvraag zelfs vaak dezelfde dag of de dag erna in PDF via de email binnen.
Computer
Na een jaar of 7 had ik het wel gezien, maar toen werd het 1986 en deed de computer zijn intrede. Eindelijk een tijdschriftenlijst die je kon bijhouden in plaats van steeds opnieuw helemaal overtikken.
Ja die computer dat was wel wat voor mij.
We begonnen met Burroughs (later Unisys) een heel mooi en geavanceerd systeem dat veel te duur bleek, en waarvan 3 versies tekstverwerking langs kregen in een paar jaar.
Daarna WP met een aantal versies, en later Word. Aanvankelijk maakte ik nog uitgebreide macro’s in WP, maar bij elke nieuwe versie kon je die niet zomaar overnemen en kon je weer opnieuw beginnen. Uiteindelijk, vele jaren en 25 tekstverwerkingspakketten later, gebruik ik liever Notepad dan Word, en had lange tijd een lichte voorkeur voor WP (12 is het nu).
En Macro’s gebruik ik alleen nog in Notepad.
Voor de tijdschriftadministratie ging ik op zoek naar een programma, maar alle programma’s die ik zag werkten vrij onhandig: dat kon ikzelf beter. Dus heb ik in dBase II een programmaatje geschreven dat liep als een trein.
Leuke databasejes maakte ik ook in t begin: bijv met alle titels die we via IBL opvroegen, vergelijking van zaken over de jaren heen en zo, maar dat soort dingen heeft pas effect na een aantal jaren. Helaas veranderen die programma’s zowat elk jaar: dBase II ging al gauw over in dBase III (dat ging nog wel), maar versie IV en later Dataview en Dataperfect en Access, en niets neemt alles over, steeds weer opnieuw moet je uitvinden waar de basisknoppen zitten…
De gedachte was nog niet zo gek, maar het werkte dus niet echt over langere termijn.
Samenwerking
Bep (Sophia ziekenhuis) Dini (St Antonius) en ik startten in 1986 een samenwerkingsverband op voor ziekenhuisbibliotheken dat aanvankelijk de Strix-werkgroep heette, naar het catalogusprogramma dat we aanschaften. We hadden een formaat gemaakt dat voor een aantal bibliotheken hetzelfde was, zodat we elkaar de titelbeschrijvingen konden toesturen -op van die 51/4 en later 3,5 inch floppies-, om zo van elkaars werk gebruik te maken.
Dat elkaar titels toesturen was omslachtig, dus zochten we toenadering tot Pica voor een centrale catalogus: het was 1992 en we kwamen net op een moment dat er bij de universiteiten vanuit Pica gezien geen groei meer in zat. Met een aantal ziekenhuisbibliotheken tegelijk gingen we aan de gang met het catalogiseren in het GGC: de Strix-werkgroep werd CCZ (Centrale catalogus ziekenhuisbibliotheken) en groeide uit tot ruim 80 bibliotheken.
Heel wat workshops heb ik gehouden daar in het Pica cursuslokaal om de collega’s de basisbeginselen van het catalogiseren in het GGC bij te brengen.
En later hielp ik daar Marianne met de internetcursussen voor diezelfde CCZ.
Leuk, gezellig en heel zinvol.
Leverancier Van Bremen hield met Strix op en Pica had een tamelijk goedkoop OPAC programma in de aanbieding: Micro-OPC (of MOPC, ze hebben nog steeds een download in dit formaat). Eigenlijk was dat een reuze handig programma: flexibel genoeg om er zelf wat mee te doen. Met editten had je een heel leeg scherm waar de veldcodes niet in vakjes hoefden, zodat je die snel kon knippen en plakken. Nog steeds vind ik het heel jammer dat ze het niet naar de windows omgeving wilden ‘upgraden’, want inmiddels was het gangbaar om niet meer in DOS maar onder Windows te werken. Dus moesten we wel op zoek naar een ander lokaal programma.
Het is nog heel lastig om een goedkoop en flexibel lokaal bibliotheekprogramma te vinden, dat toch voldoende kon. We hebben er uitgebreid naar gezocht en uiteindelijk is het het Zweedse programma X-ref geworden.
Websites
Een website maken leek me ook wel leuk, en daar ik inmiddels in de redactie van Biomedtiaties zat, leek het wel een goed idee om daar een website omheen te bouwen. Niet alleen voor de Biomeditaties, maar ook voor de CCZ en uiteindelijk bijna de hele BMI.
Aanvankelijk gaf de KB ons daar de ruimte voor. Rond 2000 wilde de NVB perse al haar kinderen onder een dak, en moest ons websitetje daar ook onder gebracht worden, toen vond ik ’t tijd om ’t over te dragen.
Nu is de BMI website weer apart van de moederkerk, zij het tijdelijk.
Het hele archief -ook van Biomeditaties- is op dit moment (2013) niet meer online te vinden: en dat is toch wel een aanfluiting zeker voor onze beroepsgroep. Maar hopelijk komt dat weer terug.
Heel veel werk hebben we verzet voor Biomeditaties tot in de niet-meer-zo-heel kleine uurtjes soms … en al doende leerde ik dus omgaan met HTML, XML en XLS, Frontpage, Dreamweaver etc.
Voor de grap heb ik ook nog eens geprobeerd hoe het werkte om met barcodes uit te lenen, ook goed te doen.
Andere baan
Leuk werk in zo’n ziekenhuis en werken voor klanten die je erg nodig hebben en op prijs stellen is heel plezierig, maar het eeuwige gezeur over de funtietypering en -waardering … het is onmogelijk om via die typering een behoorlijk niveau te halen. Bovendien leek het me wel interessant om eens in een andere bibliotheek te gaan werken: eens andere databases dan de Medline. Dus een andere baan.
Nou dat heb ik geweten: met de Medline kon ik lezen en schrijven, maar er is een grote wereld buiten de medische, waar de informatie bovendien aanzienlijk minder goed ingedeeld / indeelbaar is.
PsycInfo probeert het wel, maar haalt lang niet de gestructureerdheid van Medline, om het over andere databases maar helemaal niet te hebben.
Ik kreeg een Dialog toegang, maar als een zoekactie al gauw 600 euro kost, dan gebruik je hem te weinig om er goed in thuis te worden: dat is echt een enorme rem op het ontwikkelen van je vaardigheden.
Bovendien zie je ook dat je klanten steeds meer echt alles helemaal zelf willen doen: er worden steeds minder zoekacties helemaal aan jou uitbesteed en eigenlijk is dat ook wel logisch. al houd je je hart vast als je ziet hoe matig soms de zoekvaardigheden zijn.
Blijft over lesgeven: cursusjes in zoeken in allerlei databases, RSS, Google, RefMan etc.
Steeds meer digitaal
Steeds meer tijdschriften komen online, inhoudsopgaven worden via e-alerts verstuurd, een linkresolver doet zijn intrede.
We proberen van zeer veel grote en kleine bibliotheken, bestanden en bestandjes een geheel te maken, dus veel conversie werk.
De boekjes met tijdschriftinhoudsopgaves werden wekelijkse flopies, en daarna een website.
Scopus deed de intrede een belangrijke sprong vooruit : een gebruiksvriendelijkere UI dan tot dan toe gebruikelijk was.
Web 2.0
En dan doet in 2006 web 2.0 haar intrede en opnieuw veel gedoe om dat op het werk door de firewall te krijgen.
Maar mijn bibliotheekwebsite heeft nu een weblog, nieuws via Twitter, CSE zoekmachinetjes op diverse onderdelen, nieuws per onderwerp en natuurlijk RSS feeds uit de catalogus!
Delicious / Diigo moest ik al snel laten zitten, omdat je dat met meer collega’s voor elkaar moet boxen anders werkt het niet, en krijg maar eens alle collega’s op een lijn qua ‘social media’…
De plannen zijn verder: meer interactie met de gebruikers aan de catalogus toe te voegen, etc. etc, er valt van alles te bedenken en te doen.
Het is toch zo’n leuk vak, en wat heb ik veel gedaan & geleerd, en ik heb er nog lang geen genoeg van …
————————–
* Tot zover de tekst die ik schreef in 2009, inmiddels is het 2013, ruim 3 jaar later en er is, zoals altijd, weer van alles gebeurd.
Afschaffing fysieke bibliotheek
Met name de stap naar de opheffing van de fysieke bibliotheek was een grote, al heeft het niet eens zoveel te maken het daadwerkelijke werk: dat verandert vreemd genoeg nauwelijks. Dat wil natuurlijk enerzijds zeggen dat de fysieke collectie veel minder gebruikt wordt, maar ook dat een aantal taken gewoon blijven, al hef je de bibliotheek op: boeken bestellen, die ergens neerzetten en enigszins beheren, de behoefte blijft gewoon bestaan.
De bibliotheekdiensten die je zonder fysieke bibliotheek verricht zijn inhoudelijk dezelfde als met: namelijk mensen ondersteunen bij het vinden van de informatie die ze nodig hebben.
Je wordt alleen wat minder zichtbaar.
In de tijd dat er nog een fysieke bibliotheek was, had je een ‘visueel anker’: nu moet je meer dan ooit steeds maar weer vertellen dat je doet. En dat de functiebenaming inmiddels van Bibliothecaris naar Informatiespecialist is gegaan helpt daar niet echt aan.
Inmiddels heeft het management gelukkig ook ingezien dat het ontbreken van een fysieke plek toch lastig is, dus nu worden er weer plaatsen in ruimtes ingevoerd waar boekenkasten kunnen staan: de ‘Distributed library‘ doet zijn intrede.
We zullen zien, maar saai is het nooit.
En zoals Seth Godin al zei: We need librarians more than we ever did en zo is dat!
Leuk om te lezen! En alsnog gefeliciteerd. Dit jaar wordt het dus 34 jaar in het vak?
Dankje Wilma.
Ja idd, maar dat is niet zo’n bijzonder getal, en ik vond t toch wel grappig om eens op een rijtje te zetten wat er niet allemaal gewijzigd is: en al zolang ik ermee bezig ben.
Je hoort dus al dertig jaar lang roepen ‘dat het vak verandert’ niets nieuws onder de zon 😉 .
Dymphie, je neemt me de woorden uit de mond! Heel veel herkenbaars in je verhaal. Ik heb de dikke pillen Index Medicus op een kar vervoerd van de afdeling Chirurgie naar de Vrouwenkliniek WG omdat we een literatuuronderzoek wilden doen. Er was geen abonnement daar. DIMDI en Datastar, je moest wel opschieten want iedere minuut moest betaald worden. Dan toch liever Pubmed!
Proficiat met je jubileum! Heleen Dyserinck
Wat een mooi stukje, met plezier gelezen!
Dank Heleen en Danielle.
Wat gaat t allemaal snel tegenwoordig als je terug denkt aan die tijd he?
Een vak met vele gezichten waarin verandering de constante is. Dat houdt het boeiend! Leuk nieuw jasje ook 🙂